Op 5 juni houdt Birgit Donker de jaarlijkse Reinwardt Memorial Lecture met als titel "Uit grootmoeders kastje", erfgoed, een kwestie van kiezen en koesteren. Een belangwekkend onderwerp: het alsmaar uitdijend erfgoed. Mooie gelegenheid om even een misverstand uit de wereld te helpen.
Volle vuilniszakken
Overcollectionering?
Op de ICOM voorjaarsdag nodigt Susan van ’t Slot van de Reinwardt Academie me uit voor de lezing en leer ik een nieuw woord: overcollectionering. “Ja, want jullie hebben toch ook vuilniszakken vol vanaf de plek waar Theo van Gogh vermoord is naar het museum gesleept?” “Wie denkt dat?“ vraag ik. “Dat idee leeft bij sommige mensen op de Reinwardt Academie”. Ik vertel haar dat we na het opheffen van de herdenkingsplek een selectie hebben gemaakt van een aantal, in onze ogen, betekenisvolle voorwerpen. In totaal 18 objecten, waaronder schetsboeken waarin mensen ter plekke hun gevoelens opschreven, een kaars en een speelgoedaap met een pleister op zijn mond. Het merendeel van de speelgoedbeesten, sigarettenpakjes, cactussen en andere objecten, die achtergelaten zijn op de moord- en later herdenkingsplek, is met de vuilniswagen meegegaan. De papieren werden, voor zover ze ontdaan konden worden van plastic hoesjes, resten van bloemen en een enkele doorweekte sigaret, ondergebracht bij het Stadsarchief. In het restauratieatelier zijn de papieren gedroogd en werden straatvuil en schimmelsporen verwijderd. Het materiaal is omgepakt in zuurvrije omslagen en dozen en vanwege schimmel ontsmet met gammastralen. Deze informatie is terug te vinden op de websites van het Stadsarchief en het Amsterdam Museum, dus het getuigt van enige gemakzucht om het beeld van de met volle vuilniszakken sjouwende museumconservatoren in stand te houden.
Rouwlinten en typemachine
Maar de vraag: "moet je dit bewaren?" is natuurlijk wel relevant. “Zouden mensen over 50 jaar nog weten wie Van Gogh was?” zei Susan. Ik weet nog goed hoe schokkend deze politieke moord was. Later werd de moord op Theo van Gogh wel ‘onze 9/11’ genoemd. Met enige regelmaat ging ik in die novemberdagen van 2004 naar de herdenkingsplek. Ik niet alleen een Amsterdam-Oost bewoner maar ook één van de conservatoren van de collectie van de stad Amsterdam. Het leek me de moeite waard zou zijn om iets van de voorwerpen en papieren te bewaren. Het Amsterdam Museum besloot in overleg met het stadsdeel Oost-Watergraafsmeer en de familie Van Gogh om een selectie van de objecten die achtergelaten zijn op de moordplek op te nemen in de collectie. Ik nam contact op met het Stadsarchief, dat besloot om wel een zo compleet mogelijke verzameling van het papier te bewaren. Later heeft de familie 17 rouwlinten overgedragen aan het museum. Een buurman van Van Gogh schonk het museum de typemachine waarop Theo van Gogh zijn eerste polemieken schreef. Graffitikunstenaar Donovan Spaanstra maakte in de dagen na de moord een schildering van Theo van Gogh op een paneel voor een raam van kunstenaarscentrum W 139 in de Warmoesstraat. Ook die kreeg een plek in het museum en het ontstaan van het werk werd gedocumenteerd op video, inclusief de reacties van omstanders.
Nu of nooit
Maar is het relevant om dit alles te bewaren? Op dat moment was het een kwestie van nu of nooit. Het stadsdeel en de familie waren blij met het verzoek van museum en archief om een deel te bewaren, maar dat was natuurlijk geen reden om het te doen. We zullen ook zeker geen objecten van elke herdenkingsplek in de stad opnemen in de collectie. Op dat moment leek het ons relevant de reacties van de bevolking op deze moord te bewaren. Natuurlijk is er digitaal ook veel bewaard, zoals bjivoorbeeld op deze website. Maar zowel het Stadsarchief Amsterdam als het Amsterdam Museum wilden graag deze voor de stad belangrijke gebeurtenis ook materieel bewaren.
De collectie Pim Fortuyn
Het Meertens Instituut heeft net zo snel gehandeld na de moord op Pim Fortuyn. Peter Jan Margry, die al langere tijd onderzoek deed naar bedevaartplaatsen en heiligenverering, haalde na de moord op Pim Fortuyn de ‘collectie Fortuyn’ naar het Meertens Instituut. Deze bestaat uit duizenden brieven, kaartjes, objecten en knuffels, indertijd door de bevolking op een aantal herdenkingsplekken neergelegd. Onlangs heeft de Amerikaanse museologe Rainey Tisdale na de Marathon bombings suggesties gedaan welke objecten, die een beeld kunnen geven van de ervaringen van de Bostonians tijdens en na deze tragedie, bewaard zouden moeten worden.
Al deze voorbeelden hebben te maken met een collectief stedelijk of nationaal geheugen, in tegenstelling tot het kastje van grootmoeder uit de titel van Donkers lezing, dat eerder lijkt te duiden op individueel of familie erfgoed. Ik vind het jammer dat ik er zelf niet bij kan zijn op 5 juni. Ik houd me die avond bezig met het (im)materiële erfgoed van slavernij bij de opening van het ‘slavernijspoor’ door de Gouden Eeuw tentoonstelling in het Amsterdam Museum en een Keti Kotimaaltijd in het Stadsarchief. Gelukkig maakt de Reinwardt Academie altijd prachtige boekjes van de lezingen en ik hoop dat we nog vaak, samen met de Reinwardt Academie, concrete erfgoedkwesties, zoals de Aids Memorial Quilts zullen onderzoeken.
1 keer bekeken