Mijn broer en ik dragen een T-shirt, in verschillende kleuren, dat wij zelf ontworpen hebben. Je kunt de T-shirts in een paar winkels in Amsterdam en Rotterdam en via internet kopen. Wij hebben er een oplage van 150 stuks van gemaakt. De traditionele kleding vinden wij interessant maar wij vonden het leuk er ook een eigen versie te maken. De citaten die er op staan hebben wij ontleend aan songs van Bob Marley. Het jaartal ‘1863’ spreekt voor zich. Daarnaast zie je verbroken kettingen en een soort knoop die gezien kunnen worden als symbolen voor bevrijding en emancipatie.

De geblokte doek die ik op mijn hoofd draag verwijst naar indiaanse kleuren, hoewel ik daar niet helemaal zeker van ben. Mijn ouders en voorouders hebben voor een klein deel indiaans bloed. Mijn moeder is van hindoestaanse afkomst. Mijn vaders achternaam is Braaf. Die naam is volgens mij terug te leiden naar enkele 18de-eeuwse Hollanders Hendrik de Brave die een relatie had met een zwarte slavin.

Het zou wat mij en mijn broer betreft wel een goed idee zijn als de herdenking en viering van de afschaffing van de slavernij om de zoveel jaar een nationale feestdag zou zijn. Dat zou ons een breder gevoel van erkenning geven. Voor onszelf is dat niet eens zo belangrijk. Wij merken echter wel dat een deel van de Surinaams-Antilliaanse gemeenschap nog worstelt met minderwaardigheidsgevoelens en dat daarom velen hunkeren naar erkenning. Het zou ook een mooi gebaar zijn omdat de Nederlandse regering zich tot nu toe zich zo tweeslachtig opstelt ten aanzien van het koloniale verleden en de slavernij. Op herstelbetalingen zit ik niet te wachten. Wie zou die betalingen dan trouwens moeten ontvangen en volgens welke verdeelsleutel? Je zou je natuurlijk wel kunnen voorstellen dat er een fonds wordt ingesteld met een specifiek goed doel, zoals het ondersteunen van achterstandsjongeren.”