Heel Amsterdam en omstreken lijken te zijn uitgevaren om de behouden terugkeer te vieren van vier schepen die de tweede grote expeditie naar de Oost hebben volbracht. Het weerzien moet een uitzinnige vreugde teweeg hebben gebracht. De opwinding straalt dan ook af van het schilderij dat Hendrick Cornelisz Vroom van deze historische gebeurtenis maakte.

Vijftien maanden waren de ‘Mauritius’, de ‘Hollant’, de ‘Overyssel’ en de ‘Vrieslant’ onderweg geweest toen ze in juli 1599 in Amsterdam arriveerden. De tocht, onder leiding van Jacob van Neck, werd een enorm succes voor de Oude Compagnie, een van de voorlopers van de Verenigde Oostindische Compagnie.

De eerste tocht, onder leiding van Cornelis de Houtman, had niet het financiële succes opgeleverd waarop was gehoopt. Bovendien keerden er van 249 opvarenden niet meer dan 87 terug. Van Neck verloor ‘slechts’ 85 van de 550 mannen en de lading specerijen van de vier als eerste teruggekeerde schepen was al goed voor een winst van honderd procent op het geïnvesteerde kapitaal. En er werden nóg vier schepen verwacht.

Op de originele lijst staat dus niets te veel: ‘Vier schepen sijn geseylt om specery te halen naer Bantam, hebben oock den handel daer geplant en quamen rijcklijk weer voor d’Amsterdamsche palen’.

Bas van Lier in Schatten van Amsterdam. Hoogtepunten uit de collectie van het Amsterdams Historisch Museum (2000)

Kijk hiervoor meer informatie over dit object