Pas veel later echter, vanaf het jaar 1000 na Chr., gaan de eerste mensen zich daadwerkelijk permanent vestigen aan de oevers van de rivier de Amstel. Hoewel het op de drassige bodem van deze rivierdelta niet makkelijk bouwen is, vormt deze plek een uiterst gunstige basis van waaruit scheepvaart, visvangst en handel mogelijk is.
De eerste Amsterdammers ontwikkelen technieken waarmee zij de veenbodem beter bewoonbaar kunnen maken: verschillende soorten fundering worden uitgeprobeerd om de bodem beter draagvermogen te geven, en stabiliteit te creëren. Om het (omliggende) water te bedwingen wordt er een dam aangelegd in de monding van de rivier de Amstel. Met dijken, sloten en gemalen krijgt men in de loop der tijd het waterpeil onder controle.
De dam in de rivier groeit uit tot een plein, waar het dorpje zich omheen ontwikkelt. Deze dam wordt de naamgever van de stad: Amstelodamum, de eerste benaming voor de stad, betekent letterlijk de dam in de Amstel. In de loop der tijden verbastert de naam achtereenvolgens tot Amstelredam, Amsteldam en uiteindelijk tot Amsterdam.
De Amstel mondt uit in het IJ, een groot randmeer dat in contact staat met de onstuimige Zuiderzee - tegenwoordig het IJsselmeer. Deze wateren staan dus in direct contact met de Noord-Zee, en zijn daardoor onderhevig aan de getijden. Dat wil nog wel eens voor gevaarlijke situaties zorgen. Omdat Amsterdam, net als grote delen van Nederland, onder het zeeniveau ligt, is het risico op overstromingen groot. Om de vesting tegen het water te beschermen wordt er kort na 1200 langs het IJ een ‘zeedijk’ aangelegd. De Zeedijk, tegenwoordig een toeristische straat op de Wallen, kronkelt langs de Warmoesstraat, de Dam en Nieuwendijk - de oudste delen van de stad.
Sporen van de eerste Amsterdammers
In de bodem van Amsterdam kunnen nog relatief veel sporen worden gevonden van de vroegere stadsbewoners. Kwetsbare materialen zoals hout en leer blijven namelijk goed bewaard in de drassige, zuurstofarme grond. Bij een opgraving aan het Damrak werd deze leren schoen gevonden uit de late dertiende eeuw. Zelfs de veter zit er nog in! Zo’n persoonlijk en alledaags gebruiksvoorwerp maakt het leven van gewone mensen uit vroeger tijden tastbaar.
1300 – Stad op weg naar expansie
Rond het jaar 1300 krijgt Amsterdam stadsrechten. Op dat moment wonen er ongeveer duizend mensen; een fractie van het aantal inwoners van steden als Venetië en Constantinopel. In de late middeleeuwen stijgt het inwoneraantal echter snel. In twee eeuwen tijd ontwikkelt Amsterdam zich tot een bruisende havenstad waar handelsschepen uit de wijde omtrek aanmeren. Schepen lossen hier haring uit de Noordzee, bier uit Duitsland, en massa’s graan en hout uit Scandinavië en Rusland.
Stedelijke ontwikkelingen
Het middeleeuwse Amsterdam is door dijken en wallen omkaderd. Daarbinnen worden woningen dicht opeengepakt aan nauwe straten en steegjes. Tot 1450 was hout het voornaamste bouwmateriaal, en dat bracht de nodige risico's met zich mee. In 1421 en in 1453 braken er grote stadsbranden uit die een aanzienlijk deel van de stad in de as legden. Na de tweede grote brand worden er dan ook door het stadsbestuur maatregelen getroffen om dergelijke verwoestingen te voorkomen. Voortaan moeten huizen op enige afstand van elkaar gebouwd worden, en bovendien moeten de zijgevels van huizen uit baksteen worden opgetrokken. Vanaf 1669 mogen nieuwe huizen alleen nog geheel uit steen worden opgetrokken.
In de zestiende eeuw begint men gebruik te maken van heipalen om huizen te funderen. Rechte boomstammen van een paar meter lang worden diep de grond in geslagen, tot ze op de stevige zandlaag onder het veen stuiten. De heipalen dienen als stutten die het gewicht van het bouwsel over de ondergrond verdelen. De huidige stad Amsterdam staat op miljoenen palen! Hoe dieper de palen, hoe stabieler het gebouw, en hoe zwaarder er gebouwd kan worden. Tegenwoordig worden er heipalen van beton gebruikt die wel twintig meter lang zijn, en tot een diepe zandplaat reiken.
Geloven in Amsterdam
In de middeleeuwen waren de grenzen van Nederland, zoals wij het nu kennen, nog niet gedefinieerd. Naar de gebieden die tegenwoordig tot ons koninkrijk behoren werd toentertijd verwezen als de Noordelijke Nederlanden, en samen met de Zuidelijke Nederlanden – het huidige België – werd dit gebied ook wel de Lage Landen genoemd. In de late middeleeuwen maken deze streken deel uit van het Heilige Roomse Rijk, dat onder gezag staat van de Habsburgse koningen en keizers. In heel Europa is op dat moment het Rooms-katholiek geloof de algemeen geldende godsdienst. Net als in andere Europese steden stikt het in Middeleeuws Amsterdam van de kloosters, kapellen en kerken. Veel straatnamen in het oude centrum herinneren tegenwoordig nog aan het katholieke verleden, en de talrijke religieuze ordes die er waren vertegenwoordigd: het Begijnhof, de Bethaniënstraat, de Sint Agnieten-, Sint Nikolaas- en Sint Annenstraat.
Wanneer er zich in maart 1345 een wonder voltrekt in de stad, het Mirakel, wordt Amsterdam bovendien een bedevaartsoord. Van heinde en verre trekken pelgrims naar Amsterdam. In 1489 krijgt de stad hoog bezoek: Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519), keizer van het Heilige Roomse Rijk, verleent ter gelegenheid van zijn pelgrimage Amsterdam het recht om zijn koningskroon (later keizerskroon) in het stadswapen te voeren.
Het Mirakel is niet alleen een impuls voor het religieuze leven in de stad, maar ook voor de economie. Want de vele pelgrims die Amsterdam bezoeken zijn een bron van inkomsten, bijvoorbeeld met de fabricage van pelgrimsinsignes.
Stadswacht
Naarmate de stad groeit wordt de handhaving van de openbare orde en de verdediging van de stad steeds belangrijker. Vanaf de Late Middeleeuwen is er een speciale militaire orde die zich daarop toelegt: de schutterij. De oudste schutterij is het voetbooggilde Sint Joris. Het wordt voor het eerst vermeld in 1349. Rond 1520 wordt er een nieuw schuttersgilde gesticht: de Kloveniers. Ze danken hun naam aan de primitieve geweren die zij hanteren; ook wel ‘klovers’ worden genoemd. De leden van de schutterij waren afkomstig uit de stedelijke elite - welgestelde kooplieden, regenten en andere voorname burgers.
In de loop van vijf eeuwen heeft Amsterdam zich ontwikkeld tot een middelgrote stad, een belangrijk handelscentrum met contacten in belangrijke centra in Europa. Een vruchtbare basis voor de ontwikkelingen in de komende eeuw.