In het begin van de zeventiende eeuw breken er gouden tijden aan voor Amsterdam. De onafhankelijke gewesten van Nedrland hebben zich verenigd in de Republiek der Verenigde Provinciën. Het gewest Holland is het machtigst, met name vanwege de welvarende handelsstad Amsterdam en heeft in het landelijk bestuur heel wat in de pap te brokken. Amsterdam ontwikkelt zich in deze eeuw tot het economisch en cultureel centrum van de Republiek.
In 1578 sluit Amsterdam zich aan bij de Nederlandse gewesten die in de opstand zijn tegen de Spaanse overheersing. Samen roepen de gewesten de onafhankelijkheid uit van de nieuwe 'Republiek der Verenigde Provinciën’. Afgevaardigden van deze zeven gewesten verenigen zich in de Staten Generaal, het centrale bestuursorgaan van de Republiek. De Staten zijn vergelijkbaar met de huidige Tweede Kamer: de afgevaardigden nemen op democratische wijze landelijke besluiten. Dit staatsbestel, waarbij de macht niet in handen is van een vorst maar van het volk is op dat moment in de geschiedenis uniek, en zonder precedent. Kenmerkend voor de nationale politiek in de Nederlanden is dat het waarborgen van handelsbelangen het belangrijkste en vaak doorslaggevende argument is voor regeringsbesluiten.
Het stadsbestuur
Op gewestelijk en stedelijk niveau is het bestuur anders gereguleerd. In Amsterdam is er een centraal regeringscollege, de Vroedschap, dat bestaat uit zesendertig burgers die zijn benoemd voor het leven. De wetgeving en de rechtspraak zijn in handen van negen schepenen. Het hoogste gezag ligt bij de vier burgemeesters van de stad, die ieder jaar worden gekozen. De Amsterdamse stadsregering heeft door de sterke economische positie van de stad een grote vinger in de pap in het bestuur van het gewest Holland, en zodoende in de Staten Generaal.
Hoewel dit stadsbestuur gebaseerd is op democratische principes is het maar een kleine fractie van de bevolking die daadwerkelijk inspraak heeft in de politiek van de stad. De voorname posities in de stadsregering zijn weggelegd voor de economische elite, vaak afkomstig uit koopmansfamilies. Nepotisme speelde bovendien een niet geringe rol. Naast de stedelijk regering zijn er ook veel bestuurlijke functies op lager maatschappelijk niveau: mannen en vrouwen uit de hogere middenklasse komen in aanmerking voor openbare functies, zoals de rol van regent of regentes van een van de vele zorg- en tuchtinstellingen.
Voor een voorname rol in de stedelijke politiek of openbare functies hoefde men dus niet van adel te zijn; een welvarende koopman kon zich op de maatschappelijke ladder opwerken.
Economische ontwikkelingen
De overzeese handel is de meest voorname bedrijfstak in Amsterdam. Na de val van Antwerpen breidt het handelsnetwerk van Amsterdam zich uit. De handel op de middellandse zee intensiveert, evenals de handel met de Levant. Met name de handel met ‘de Oost’ – Nederlands Indië, China en Azië is uiterst winstgevend. Daar worden kostbare producten vandaan gehaald: specerijen als nootmuskaat, kaneel en peper, porseleinen aardewerk, thee en koffie, en schitterende stoffen.
In 1602 wordt de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. Deze krijgt in de Republiek het monopolie op de handel met Azië. Er wordt wel gezegd dat deze handelsmaatschappij de eerste multinational ter wereld is geweest. Op het toppunt van haar macht heeft de organisatie ruim 50.000 mensen in dienst.
Een ander uniek instituut is de (effecten)beurs. In 1611 wordt aan het Damrak de Beurs van Jacob van Campen in gebruik genomen. Het wordt de centrale ontmoetingsplek van kooplieden en makelaars uit binnen- en buitenland. Hier kan men zijn diensten of waren aanbieden, arbeidskrachten inhuren of andere zakelijke relaties onderhouden. Behalve allerhande goederen wisselden er ook aandelen, obligaties en andere waardepapieren van eigenaar. De beurs in Amsterdam was de eerste aandelenbeurs ter wereld, de voorloper van Wall Street.
In 1621 wordt een West-Indische Compagnie (WIC) opgericht. Deze handelsmaatschappij richt zich op Amerika, dat toentertijd als West-Indië bekend stond. De compagnie verdient haar geld echter vooral met piraterij, smokkel, goud- en slavenhandel. De WIC vervoert slaven vanuit West-Afrika naar de Nederlandse kolonie Suriname, waar deze worden ingezet voor het zware werk op de suikerplantages.
De overzeese activiteiten van de Nederlanders en de exploitatie van de koloniën zijn met de geest van tegenwoordig omstreden. Veel van de welvaart voortkwam en de monumentale panden aan de Amsterdamse grachten gebouwd zijn over de ruggen van een uitgebuite bevolking en slavernij.
In de eerste decennia van de zeventiende eeuw ontwikkelt Amsterdam zich tot de belangrijkste doorvoer haven van Europa: producten uit alle windstreken worden er getransporteerd naar een even grootschalige afzetmarkt.
Migranten uit heel Europa - uit Duitsland, Oost-Europa, Scandinavië, de Zuidelijke Nederlanden, Frankrijk, Spanje, Portugal - trekken naar het florerende Amsterdam. De belangrijkste beweegreden is de bloeiende economie – hier valt geld te verdienen, al is het voor de meesten maar weinig.
Sociaal of praktisch? Tolerantie of eigenbelang?
Daarnaast zal Amsterdam de status verwerven van vrijhaven, een tolerante stad, waar politieke vluchtelingen hun heil zoeken. Uitgevers publiceren hier boeken van vrijdenkers als Renée Descartes en John Locke, die elders om hun vooruitstrevende doch omstreden gedachtegoed zouden worden vervolgd.
Een andere belangrijke reden om naar de Republiek te trekken is de vrijheid: in de Republiek geldt een zekere vrijheid van geloof. Hoewel Amsterdam officieel protestants is mag in principe iedereen zijn eigen geloof uitoefenen, mits deze niet in het openbaar gepraktiseerd wordt.
Vanaf het einde van de zestiende eeuw vestigden zich vele Joden in Amsterdam, velen waren afkomstig uit Spanje en Portugal. Vrijwel nergens anders in Europa kunnen joden hun geloof zo openlijk belijden als in Amsterdam. Omstreeks 1670 verrijzen er in de stad monumentale synagogen, zoals de Portugese Synagoge op het Jonas Daniel Meijerplein.
Er gelden voor deze groep inwoners echter wel degelijk restricties die hun maatschappelijke en sociale mobiliteit inperkten. Joden mochten bijvoorbeeld geen lid zijn van een gilde, en mochten alleen trouwen binnen de eigen gemeenschap.
Amsterdam is door dit coulante beleid jegens andersdenkenden en andersgelovenden bekend komen te staan als een tolerante stad. Het beleid getuigt zeker van ruimdenkendheid, maar het kan niet worden ontkend dat ook praktische overwegingen in deze opstelling een belangrijke rol zullen hebben gespeeld: mensen met kapitaal en kennis kunnen bijdragen aan een bloeiende economie, daarom is het voordelig ze met open armen verwelkomen.
Liefdadigheidsinstellingen
Naast welvarende industrie, een gunstig sociaal klimaat en een machtige positie in het landelijk bestuur is er nog een element dat belangrijk is om een bloeiende economie te garanderen: rust en stabiliteit in de samenleving. De publieke orde moet goed gehandhaafd worden.
Een indertijd vrijwel uniek verschijnsel is de opvallend goede zorg die in Amsterdam wordt verstrekt aan de minderbedeelden in de samenleving. Bejaarden, wezen, zieken en armen: ze hebben het in de Republiek niet makkelijk, maar niemand hoeft te verkommeren van de honger.
Verschillende soorten opvanghuizen worden ingericht, waarmee een zekere graad van sociale zekerheid kan worden geboden. Bij de meeste liefdadigheidsinstellingen spelen de kerken een belangrijke rol. Het stadsbestuur heeft zelf aalmoezeniers in dienst. Zij houden toezicht op bedelaars en wezen, delen geld en voedsel uit en verzorgen begrafenissen van de armen.
Verschillende weeshuizen vangen kinderen op, zij krijgen er onderwijs en leren een vak.
Dieven, zwervers en bedelaars worden de stad uitgezet of worden te werk gesteld in het Rasphuis. 'Wilde beesten moet men temmen' staat er op de toegangspoort van dit instituut – het maakt duidelijk dat dit ‘werkhuis’ niet louter uit liefdadigheidsoverwegingen maar met name ook vanuit de gedachte van ‘hervorming’ en heropvoeding was gesticht. In het Spinhuis worden dievegges, prostituees en ‘lediglopende meisjes’ opgesloten. Ze moeten er wol spinnen of ander handwerk verrichten.
De verdediging van de stad en de handhaving van de openbare orde wordt per kwartier – een buurt in de stad – gehandhaafd door schuttersgilden. De meest bekende schutters zijn de Kloveniers en de Hand- en Voetboogdoelen. Het zijn militaristische verenigingen van mannen uit de bovenlagen van de samenleving. Regelmatig laten de compagnieën zich vereeuwigen op een schilderij. De Nachtwacht is wellicht het meest bekende schuttersstuk, een uniek Nederlands genre in de schilderkunst.
Overzees moeten de Hollandse handelsbelangen regelmatig met geweld worden verdedigd. Aan boord van de VOC schepen bevinden zich daarom naast matrozen ook soldaten, en de vloot is met kanonnen uitgerust. Net als de matrozen zijn soldaten vaak buitenlanders.
Belangrijke concurrenten van de Nederlanders zijn de Fransen en de Engelsen. Verschillende keren raken de landen verstrikt in vernietigende zeeoorlogen. Gedurende het grootste deel van de zeventiende eeuw blijft de Republiek op zee echter oppermachtig.
Welvaart en weelde
De welvaart in de Republiek heeft zijn hoogtepunt in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Het groeiende inwoneraantal noodzaakt het stadsbestuur meerdere keren de stad uit te breiden.
De grachtengordel word in deze periode in verschillende stadia ontworpen en aangelegd. Deze stadsuitbreidingen worden ‘stadsuitleg’ genoemd. In totaal vonden er tussen 1580 en 1700 vier plaats.
Dat het de stad en haar inwoners economisch voor de wind gaat en dat Holland op het wereldtoneel zo’n prominente rol vervult, zorgt voor een gevoel van trots. Dit wordt dan ook graag benadrukt in architectuur, beeldende kunst, toneel en literatuur. In 1655 opent op de Dam het nieuwe stadhuis. Het imposante bouwwerk en de uitgekiende decoratie symboliseren de macht en welvaart van de stad, en de trots van haar inwoners.
In Amsterdam floreert dus niet alleen de economie, maar ook de cultuur en de wetenschap. Er is een levendige markt voor luxegoederen die afzet vond bij alle lagen van de bevolking. Kunstenaars werken niet perse in dienst van een mecenas of aristocratische opdrachtgever, maar produceren voor een vrije markt – een principe dat uniek is voor die tijd. Buitenlandse tijdgenoten spreken zich dan ook verwonderd uit over het feit dat zelfs de ambachtslieden in hun huis vaak meerdere schilderijtjes en prenten aan de muur hebben.
In de wetenschap worden in de Republiek bijzondere ontdekkingen gedaan. Bekend zijn Rembrandt’s schilderijen van de Anatomische lessen, waar doktoren Nicolaes Tulp en Deyman in het anatomisch theater les geven door sectie op een menselijk lichaam. Ook in de natuurwetenschappen worden interessante nieuwe vindingen gedaan.
In het tolerante en welvarende Amsterdam heerst het juiste klimaat voor ontplooiing in allerlei gebieden. Een Gouden Eeuw.
Het eind van de Gouden Eeuw
De voorspoed houdt echter niet eeuwig aan. In de tweede helft van de eeuw krijgt de Republiek in toenemende mate concurrentie van Engeland en Frankrijk, die beide een machtige vloot hebben ontwikkeld en een intensief koloniaal bewind voeren. De oorlogvoering en verdediging van de handelsposten is een kostbare business. Uiteindelijk komt het in de 3e? engelse zeeoorlog tot een nederlaag voor de Hollanders. 1672 komt bekend te staan als het Rampjaar. Vanaf dat moment keldert de machtspositie van de Republiek.