Hoe maak je gebruik van digitale middelen om geschiedenis bij een breed publiek voor het voetlicht te brengen? Daarover ging een boeiende driedaagse conferentie aan de UvA, met onder andere twee sprekers van het Amsterdam Museum (Annemarie de Wildt en ik).
Public History in a Digital World: The Revolution Reconsidered
Internationale conferentie op de UvA, 23-25 oktober 2014
Het antwoord op de vraag, wat digitale middelen voor publiekshistorici kunnen betekenen, was in veel gevallen: een app. Zo werd er gesproken over diverse digitale historische stadstours in Berlijn. In Berlijn, ‘het Rome van de 20e eeuw’, ligt de geschiedenis op straat. Daar maken publiekshistorici dankbaar gebruik van door allerlei historische tours aan te bieden. Zoals de Berlijnse historicus Thomas Irmer het verwoordde: ‘The whole city is our museum’.
De onderwerpen van de digitale tours die op de conferentie aan bod kwamen waren opvallend zwaar: dwangarbeid, pogroms, Anne Frank (het enige Amsterdamse voorbeeld dat werd genoemd). De stadstours van het Amsterdam Museum, o.a. over de kernwaarden Creativiteit, Ondernemerschap, Burgerschap en Vrijdenken steken er vrolijk bij af.
De Nederlands-Duitse mediadeskundige Judith Keilbach stelde terecht dat de term ‘nieuwe media’ niet zo functioneel (meer) is. Niet alleen omdat ‘nieuw’ maar kort duurt, maar ook omdat de term een soort lineaire ontwikkeling suggereert, terwijl verschillende media heel goed naast elkaar kunnen bestaan. Publiekshistorici hebben allerlei middelen tot hun beschikking om historisch geïnteresseerde toeristen bereiken.
Zo sprak Hanno Hochmut over het succes van de ‘Videobus’, begonnen in Berlijn, maar inmiddels ook in andere landen. In deze bus worden toeristen langs historische plekken geleid, terwijl ze intussen historische filmpjes zien. Het begon ooit met videobanden, toen dvd’s en er wordt nu geëxperimenteerd met iPads. Het zelfverzekerde uitgangspunt van Hochmut (what’s in a name): ‘Tourists already know what they want to see, and they are happy when they do.’
Naast alle (digitale) stadstours was er ook aandacht voor het gebruik van digitale plattegronden om historische verhalen te vertellen. Zo vertelde Dienke Hondius (VU) over haar kaart van Amsterdam, waarop per adres is aangegeven welke Amsterdammers belangen hadden in de slavenhandel. Dat levert een onthutsend beeld op. Er waren weliswaar bijna geen slaven in Amsterdam, maar wel heel veel Amsterdammers die aandelen hadden in slavenplantages. Daarmee hielden ze indirect het systeem in stand. Ze is nu bezig met een soortgelijk project, waarbij ze onderduikplekken tijdens de Tweede Wereldoorlog in kaart brengt.
Tijdens de conferentie speelde zich, hoe passend bij het onderwerp, op twitter een parallelle discussie af. Een student publieksgeschiedenis uit de zaal beklaagde zich over het niveau van de presentaties van de sprekers. Publiekshistorici zouden van alle historici zich toch het meest bewust moeten zijn dat het er niet alleen toe doet wát je vertelt, maar ook hoe. En daar schortte het af en toe wel aan. Er was online veel bijval voor de stelling, dat het van papier voorlezen van een onderzoek niet meer van deze tijd is.
Zelf hield ik een lezing over de quiz als relatief weinig onderzochte, maar bij het grote publiek zeer succesvolle vorm van Publieksgeschiedenis. Een vorm die dankzij digitale ontwikkelingen ook steeds meer in musea te zien is (zie bijvoorbeeld onze huidige tentoonstelling 'Voetbal Halleluja!'). Wat was ik blij dat ik mijn onderzoek niet van een blaadje voorlas…
4 keer bekeken