De Fransen laten Amsterdam achter met een schuld van maar liefst 22 miljoen gulden. De halve eeuw die volgt is een periode van armoede. De machtspositie die Amsterdam in vroeger tijden had is afgebrokkeld: binnen het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden heeft Den Haag in politiek opzicht de leiding. Bovendien komt Rotterdam op als concurrerende havenstad.
De armoede in Nederland aan het begin van de negentiende eeuw bezorgt het land een achterstand op andere grote Europese mogendheden die zich in rap tempo ontwikkelen. In Engeland gaat de industriële revolutie van start. Staalproductie maakt de ontwikkeling van nieuwe constructietechnieken in de bouw mogelijk, de stoommachines doen hun intrede, elektriciteit wordt uitgevonden en nieuwe toepassingen voor aardgas en olie worden geïntroduceerd. Machines en fabrieken maken veel handwerk en arbeid overbodig. In Nederland worden deze ontwikkelingen vanaf de jaren 1850 geïntroduceerd. In de loop van de eeuw zal het uiterlijk van de stad en het dagelijks leven van de burgers daarmee voorgoed veranderen.
Misstanden in de samenleving
De negentiende-eeuwse samenleving is verre van modern. Er gelden nog altijd sterke klassenverschillen; de culturele en economische elite staat veraf van de ‘gewone man’ uit de lagere sociale klassen. Die onderste lagen van de bevolking hebben te kampen met extreme armoede en slechte woon- en werkomstandigheden. De negentiende eeuw is namelijk een periode van toenemende urbanisatie. Een groeiend aantal mensen trekt van het platteland naar de grote steden waar nieuwe industrieën werkmogelijkheden bieden. In Amsterdam is er echter niet genoeg ruimte om deze mensen te huisvesten. Als gevolg daarvan raken volksbuurten zoals de Jordaan en de omgeving rond het Waterlooplein overbevolkt. De volksgezondheid heeft onder deze omstandigheden te lijden: de overvolle buurten zijn een broedplaats voor ziektes, het water in de grachten is enorm vervuild, en slechte werkomstandigheden zorgen voor uitputting, uitbuiting en onvrede.
De miserabele omstandigheden waar een groot deel van de Amsterdammers mee te maken heeft laat de stedelijke elite echter niet onberoerd: een aantal welgestelde burgers ziet het als een ‘burgerplicht’ om zich in te zetten voor misstanden in de maatschappij, en de slechte arbeids- en leefomstandigheden te verbeteren.. De bekendste Amsterdamse weldoener van de negentiende eeuw is de Joodse arts Samuel Sarphati. Hij pleit voor stadsuitbreiding en de aanleg van nieuwe, lichte en schone buurten voor arbeiders. Tevens ontwikkelt hij plannen voor het plaatsen van openbare wc’s en het oprichten van een vuilnisdienst – tot die tijd gooide men al het vuil namelijk in de gracht, een open riool.
Andere particuliere initiatieven richten zich op de opvoeding en culturele vorming om de emancipatie van de lagere sociale klassen te stimuleren. Er ontstaan diverse stadsvoorzieningen, zoals het Vondelpark (1865), de dierentuin Artis (1838) en het Concertgebouw (1888).
Naast plannen tot stadsuitbreiding en moderne voorzieningen als stromend water en elektriciteit verandert er ook veel in de directe omgeving van Amsterdam. Van 1849 tot 1852 pompen de stoomgemalen de Haarlemmermeer droog en wordt er zo nieuwe landbouwgrond ontgonnen.
Belangrijk voor de Nederlandse economie blijven de koloniën. De tabaksplantages op Sumatra, de suiker- (cacao) en katoenwinning in Suriname en de grondstoffen, voedingsmiddelen en rijkdommen uit Nederlands Indië brengen de Nederlandsche Handel-Maatschappij, opgericht in … veel winst. Slavenhandel is weliswaar afgeschaft, de overzeese gebieden worden fanatiek geëxploiteerd en de bevolking in zekere zin uitgebuit ten behoeve van het ‘vaderland’.
In eigen land worden met name textielfabricage en scheepsbouw de belangrijkste industrieën. Aan het IJ bevinden zich de meest belangrijke scheepswerven.
Voor de stad Amsterdam brengt het begin van de industriële samenleving in de negentiende eeuw dus belangrijke ontwikkelingen met zich mee. Het stedelijk weefsel verandert, er worden plannen gesmeed voor stadsuitbreiding, nieuwe industrieën en fabrieken verrijzen in de stad, en er is een nieuwe sociale klasse in de stedelijke samenleving: de fabrieksarbeider.
Amsterdam maakt zich op voor de moderne tijd.