#020today: doorbraak dijk achter Durgerdam
Begin februari 1825 werden de gebieden rond de Zuiderzee geteisterd door een van de ergste watersnoodrampen van de 19de eeuw, die honderden mensen het leven kostte. Door de rampen die later volgden, is de overstroming van 1825 in zekere zin een vergeten watersnood. De ramp werd veroorzaakt door de combinatie van een noordwesterstorm, die dagen aanhield, en springtij. Dat de stad Amsterdam bespaard bleef van een overstromingsramp is mogelijk te danken aan het overstromen van o.a. Waterland en de Zaanstreek, waardoor aldaar een enorme hoeveelheid zeewater werd opgevangen. Dit gebied overstroomde doordat de Waterlandse Zeedijk doorbrak, ondermeer nabij Durgerdam op 4 februari, waarna polderdijken het begaven. Alleen al in de diepgelegen Wijde Wormer kwamen zes personen om het leven.
Van de mensen die in veiligheid waren gebracht, werden vele honderden -vooral inwoners van Waterland- in Amsterdam ondergebracht. Een deel van hen vond onderdak in het Aalmoezeniersweeshuis aan de Prinsengracht. De kroonprins van Oranje, de latere koning Willem II, bezocht de aangeslagen slachtoffers op 14 februari. Bij die gelegenheid zou hij tegen een hoogzwanger slachtoffer van de watersnoodramp hebben gezegd: ‘Ik geef 100 gulden voor de kraam en neem het peetschap van het kind op me.’ Het bezoek werd geschilderd door Mattheus Ignatius van Bree (1773-1839). Lees meer