Halverwege de negentiende eeuw was het voor een meisje nog taboe om te gaan werken, ook al was ze afkomstig uit het rijkere milieu. Een vrije keuze was er niet. Het was trouwen en kinderen krijgen. Ook studeren was voorbehouden aan jongens. Aletta Jacobs studeerde in 1878 af als eerste vrouwelijke arts. Na haar promotie (1879) ging ze als huisarts werken in Amsterdam. Ze hield praktijk aan de Herengracht, waar ze eenmaal per week een gratis spreekuur hield voor de armen. Om een bijdrage te leveren aan de strijd tegen de armoede introduceerde zij het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Daardoor zouden arme echtparen het kindertal kunnen beperken. Als boegbeeld voor de vrouwenemancipatie is Aletta Jacobs opgenomen in de Canon van Nederland.
Het archief van Aletta Jacobs vormde in 1935 het begin van Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV), dat later het Instituut voor Vrouwengeschiedenis zou gaan heten. Het kenniscentrum is tegenwoordig gevestigd in de voormalige Gerardus Majellakerk in Amsterdam-Oost en is in augustus 2009 officieel omgedoopt tot 'Aletta Instituut voor vrouwengeschiedenis'. Meer informatie