Terwijl het in deze context gaat om Pampus als forteiland als onderdeel van de verdedigingslinie rond Amsterdam van 135 km die werd aangelegd tussen 1880 en 1914 (op de Werelderfgoedlijst sinds 1996), gaan we hier verder terug in de tijd naar de oorsprong van de uitdrukking ‘Voor Pampus liggen’.

Zandbanken in de Zuiderzee en de ondiepte Pampus, in de monding van het IJ, maakten de haven van Amsterdam in de zeventiende eeuw voor diepstekende schepen moeilijk bereikbaar. Vaak moesten grote oorlogsschepen en Oost-Indiëvaarders voor Pampus blijven liggen in afwachting van de vloed. Vandaar de uitdrukking ‘voor Pampus liggen’.

Een oplossing werd gevonden in het optillen van de schepen. Rond 1670 werd dat gedaan met houten kisten gevuld met water, die aan een schip werden bevestigd en daarna leeggepompt. Dat principe werkte en het systeem werd rond 1690 vervolmaakt door stadstimmerman Meeuwis Meindertsz Backer.

Backer verving de kisten door een ‘scheepskameel’, bestaande uit twee houten caissons waarvan de vorm precies aansloot bij de romp van de grote zeeschepen. Beide helften werden gevuld met water en om het schip gesloten. Daarna werd het water uit de caissons gepompt, waardoor het schip ruim een meter werd opgetild. ‘Waterschepen’ uit Marken trokken het geheel daarna door het IJ en de Zuiderzee, of andersom. Maar zelfs met de ‘kamelen’ ging het maar net.

Daarom werden de zeeschepen pas bij Texel beladen en uitgerust met geschut. En bij terugkeer werden ze daar eerst helemaal leeggehaald, voordat ze naar Amsterdam werden gesleept.

Uit: Bas van Lier, Schatten van Amsterdam. Hoogtepunten uit de collectie van het Amsterdams Historisch Museum (2000)

Kijk hiervoor meer informatie over dit object