Op dit schilderij van het Amsterdam Museum met Halfweg uit tweede helft 18de eeuw stappen reizigers uit de richting Haarlem over op de trekschuit naar Amsterdam.

De waterweg tussen Amsterdam en Haarlem was een woeste weg. Vele schepen zijn er vergaan, vooral het IJ kon tijdens stormen veranderen in een kolkende massa die menig schipper de schrik om het lijf heeft doen slaan. Hoewel Amsterdam en Haarlem regelmatig met elkaar in strijd hebben gelegen om de scheepvaart tussen beide steden, zag men rond 1630 in dat de verbinding ‘veel gemackelijcker, seeckerder en corter’ kon worden als beide partijen samenwerkten. Bovendien zou deze verbinding dan ook in de winter, tijdens zwaar weer, toegankelijk zijn.

Op 26 mei 1631 werd een akkoord gesloten voor de aanleg van een trekvaart. Met deze trekvaart was er een vervoersmiddel in het leven geroepen dat reizigers op een rustige, betrouwbare manier kon vervoeren. De woeste golven waren verleden tijd en de trekschuit voer zelfs volgens een dienstregeling.

De afstand Amsterdam – Haarlem kon in twee uur en een kwartier worden afgelegd. Tijdens deze reis moesten de passagiers overstappen bij Halfweg, een toepasselijker naam had niet gekozen kunnen worden. De reizigers legden hier te voet het stukje over de dijk tussen het Haarlemmermeer en het IJ af, om daarna hun reis per trekschuit weer te vervolgen.

Kijk hiervoor meer informatie over dit object