Sinterklaas houdt een kringgesprek. Het Grote Boek rust op zijn schoot. Hij gaat alle kinderen af: zo passeert al het goede en stoute kindergedrag van het voorbije jaar kort de revue. Net zoals de voorafgaande jaren heeft ieder kind een tekening ingeleverd. Alle tekeningen, ruim dertig exemplaren, zijn opgehangen rond de stoel van Sinterklaas. De oude man hijst zich omhoog uit zijn stoel en sloft naar de allermooiste tekening: een met rood en groen perfect binnen de lijntjes ingekleurde kever.

De heiligman is zichtbaar – zowel in woord als gebaar – onder de indruk van de afbeelding en vraagt wie van de aanwezige kinderen deze heeft gemaakt. Er volgt een doodse stilte. Sinterklaas vraagt het nogmaals. Niemand doet zijn mond open. Ik besef dat de tekening is gemaakt door een van de aanwezige kinderen die uit pure verlegenheid niets durft te zeggen. Tsja. Ik grijp graag elke gelegenheid aan om een cadeau in ontvangst te nemen en neem me voor dat als de Sint de vraag nog een keer herhaalt, ik mijn hand omhoog zal steken. Op exact ditzelfde moment fluisterde mijn moeder achter in de zaal tegen de andere ouders aan haar tafel dat als de echte tekenaar zich niet zou melden, haar zoon dat vast wel zou doen.

En inderdaad. Sint vraagt het voor de derde keer. Ik steek dan onmiddellijk mijn hand omhoog ten teken dat de schets van mijn hand is. Mijn moeder schiet in de lach om haar voorspellende gave en haar brutale zoon die het niet zo nauw neemt met de waarheid. Ondertussen wenkt Sinterklaas me naar voren. Ik loop naar het podium en neem plaats op zijn schoot. “Zo jongeman, dus jij hebt deze tekening gemaakt?” Ik knik. Na wat complimenten over mijn artistieke kwaliteiten volgt een dubieus tweegesprek.

"Ik kan me jou niet herinneren"
“Weet je dat de Sint met zijn Zwarte Pieten helemaal uit Spanje is gekomen?” vraagt de heiligman. Ik antwoord instemmend. “Ben je weleens in Spanje geweest?”, vraagt hij. “Ja,” zeg ik, “ik ben daar ook op bezoek geweest in jouw paleis.” Hoewel de Sint en alle aanwezige volwassenen mij hier ontegenzeggelijk betrappen op een keiharde leugen, kan de heiligman niet anders dan de vermoorde onschuld spelen. “Ohhh, maar dat wist ik niet, ik kan me jou niet herinneren,” reageert hij verbaasd. “Jou heb ik daar niet gezien, omdat je er niet was maar Zwarte Piet wel.” Achterin de zaal klinkt hard gelach van alle volwassenen om het opgevoerde toneelstuk, dat nog even doorgaat over mijn verzonnen bezoek aan het paleis van Sinterklaas.

Omdat ik zo mijn best op de tekening heb gedaan, vindt de Sint dat ik wel een cadeautje heb verdiend. Ik krijg een enorme chocoladeletter in mijn handen gedrukt. Dankbaar neem ik deze in ontvangst. Er volgt een hard applaus. Blij met de chocola loop ik terug naar mijn plek. Eenmaal thuis word ik door mijn vader aangesproken op mijn leugenachtig gedrag, maar mijn moeder corrigeert hem meteen. Achteraf – toen ik eenmaal wist dat Sinterklaas niet bestaat – begreep ik pas waarom zij mijn vader niet toeliet mij de les te lezen. De goed heiligman en alle volwassenen logen immers zelf alsof het gedrukt stond. Nadien vertelde mijn moeder zelfs met trots deze anekdote over haar kleine zoon op familiefeestjes: ik had tenslotte de bedrieger bedrogen.