Het Mirakel
In de nacht van 15 op 16 maart 1345 balanceert in een huis in Die Lane, onze Kalverstraat, een zieke man op het randje van leven en dood. De pastoor van de Sint Nicolaaskerk wordt ontboden om hem het Sacrament der Zieken toe te dienen. De man wordt op zijn wenken bediend. Later die avond, spuugt hij door ziekte overmand, de hostie weer uit. Samen met het braaksel wordt het heilig sacrament in het haardvuur gegooid. De volgende morgen treft de vrouw des huizes een stralend witte hostie aan tussen de smeulende resten van het vuur. Als de hostie na drie enkeltjes Oude Kerk steeds weer op eigen kracht in de Kalverstraat retour keert, is het duidelijk: dit is een wonder. Het kleinood wordt in vol ornaat, in een processie van alle opgetrommelde geestelijken naar de Oude Kerk gebracht waar het rust vindt. Eind goed al goed, lijkt het. Het is echter het begin van een verering die nog tot in onze tijd zal voortduren.
De kapel ter Heilige Stede
Het nieuws van de hostie die niet wilde branden verspreidt zich als een lopend vuurtje door de stad. Binnen enkele dagen gonst het van de geruchten. De baljuw stelt een onderzoek in. Op 31 maart vaardigt hij een oorkonde uit waarin hij het wonder erkent. Een jaar later scharrelen de eerste pelgrims al rond het huis van de eens zo zieke man. Datzelfde jaar nog wordt het huis afgebroken en wordt er een 'schoon capel' rondom de haardplaats getimmerd. Na de bouw van deze Kapel ter Heilige Stede zwelt het aantal pelgrims aan tot een menigte die halverwege de vijftiende eeuw niemand meer kan tellen.
Het kleine kapelletje barst al snel uit zijn voegen. Het kan de stroom pelgrims niet langer aan. Het noodlot helpt een handje. Tot twee keer toe likken de vlammen van grote stadsbranden aan de poorten van de kapel. De eerste keer, in 1421, is de Heilige Stede volgens een kroniekschrijver verbrand; de tweede keer, in 1452, volledig verwoest. Een derde kapel herrijst als een feniks uit de as. Het Godshuis neemt de vorm aan van een driebeukige gotische kerk en beslaat de hele ruimte tussen de Kalverstraat, het Rokin en de Wijde en Enge Kapelsteeg. De devotie tot het Sacrament van Mirakel viert hoogtij. Totdat de Alteratie in 1578 er een streep doorhaalt. Amsterdam zet het katholieke stadsbestuur aan de dijk en sluit zich aan bij de protestanten. Amsterdam is voortaan calvinistisch. De verering wordt in stilte op het Begijnhof voortgezet. De inmiddels omgedoopte Nieuwezijds Kapel komt in 1580 in handen van de Hervormde Kerk. Het onderhoud ook. Zo'n gotische kerk gaat wel een poosje mee, maar toch knaagt de tand des tijds.
Brokstukken
In 1890 sluit de kerk zijn deuren wegens bouwvalligheid. De katholieken -die aan het einde van de negentiende eeuw aan een revival begonnen zijn- en de protestanten vliegen elkaar in de haren. De Hervormde Kerk wil de kerk slopen en daarmee de opmars van de katholieken stuiten; diezelfde katholieken willen hun Heilige Stede voor de eeuwigheid bewaren. Zij trekken helaas aan het kortste eind. In 1908 gaat de kerk neer.
Was het ooit het nieuws dat zich door de stad verspreidde, nu zijn het de brokstukken van een roemrijk verleden. Het Stadsbestuur wil de gebeeldhouwde fragmenten voor hergebruik bewaren. De bouwfragmenten worden door de Nederduitsch Hervormde Gemeente aan het Rijksmuseum in bruikleen gegeven. Zo staan er tot 1914 zes ingekorte zuilen in de tuin opgesteld. Daarna verhuizen ze naar de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten. In 1926 komen ze met heel veel andere fragmenten op het landgoed Frankendael terecht. Na de oorlog, in 1953, verhuizen de kolossen naar het terrein van de voormalige Synagoge Uilenburg. De fragmenten worden aan hun lot overgelaten. In 1984 worden er nog slechts 529 geteld. Vier jaar later belanden ze per ongeluk in de handel en worden ze onder andere op de Spiegelgracht en bij Christie's in een veiling van tuinmeubelen gesignaleerd. Een schraagbeeldje van een 'melkmeisje' en muurstijlen in de vorm van manskoppen, belanden in het Rijksmuseum. Deze objecten bevinden zich nu in de collectie van het Amsterdam Museum.
De Mirakelkolom
Aan het einde van de jaren 80 wordt er op initiatief van de Stichting Amsterdam Versierd, een voorloper van de Stichting Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, een kolom op het Rokin opgesteld. In tegenstelling tot wat er vaak beweerd wordt, is deze niet in zijn geheel uit de Heilige Stede afkomstig. Uit vele brokstukken heeft beeldhouwer Hans 't Mannetje een nieuw exemplaar opgetrokken en waar beter kan een dergelijk monument geplaatst worden dan op de plek waar de geschiedenis van deze 'Mirakelkolom' geschreven werd?
In 2001 lijkt de zuil als bij toverslag verdwenen. Tot verontrusting van velen. 'Boosdoener' is de Noord/Zuid-lijn. Door de bouw van metrostation Rokin moeten er kabels naar het trottoir doorgetrokken worden waardoor er onvoldoende ruimte is voor de fundering. De kolom staat doodleuk in de weg. Hij is losgezaagd en stevig verpakt in een ijzeren frame en vervolgens afgevoerd naar het opslagterrein van het projectbureau, bij het Ventilatorgebouw van de IJ-tunnel in Amsterdam-Noord. Niet eens aan het oog onttrokken. Daar heeft hij jaren in stilte gewacht op herplaatsing. Nu is het dan zover.
Terugkeer van de verloren zoon
In de nacht van 24 op 25 februari balanceert een zwaar beladen vrachtwagen op de rand van rails en rijweg. De volgende dag is hij er weer, 'onze' mirakelkolom. Veilig terug op het honk.
De grondig schoongemaakte kolos zal nog wel ter plaatse moeten worden gerestaureerd. Dat zal de deelnemers aan de Stille Omgang op 18 maart aanstaande niet deren. Het tastbare bewijs van hun devotie, zal menig 'pelgrim' zeker ontroeren.
Bronnen
Vereniging Vrienden van de Amsterdamse binnenstad: http://www.amsterdamsebinnenstad.nl/
Jaarboek Monumentenzorg 1995