Het Burgerweeshuis was opgezet voor de opvang van kinderen van ‘poorters’ van Amsterdam. In de praktijk maakten alleen leden van de middenklasse gebruik van de mogelijkheid om zich in te schrijven, vooral middenstanders en ambachtslieden. Daarmee verwierven hun eventueel verweesde kinderen het recht om in het weeshuis te
worden opgenomen. Na het doorlopen van de school in het weeshuis scheidden de wegen van de meisjes en de jongens. De meisjes volgden daarna intern een huishoudelijke opleiding, de jongens gingen vanaf hun veertiende jaar in de leer bij een baas in de stad, in veel gevallen een ambachtsman. Over het algemeen werden ze opgeleid tot een beroep dat paste bij hun sociale afkomst. Zo konden ze na hun afscheid van het weeshuis weer opgenomen worden in de sociale groep van herkomst. Dit was de hoofddoelstelling van de opvoeding van het Burgerweeshuis.