Jan van Speyk, geboren op 31 januari 1802, verloor op vierjarige leeftijd zijn vader, koopman in stokvis. Zes jaar later overleed ook zijn moeder, waarna hij op 5 februari 1813 opgenomen werd in het Burgerweeshuis. Hij was toen elf jaar oud. Twee jaar later ging Jan in de leer bij een kleermaker, het begin van een zwerftocht van de ene naar de andere baas. Uiteindelijk wilde hij, in navolging van zijn oudere broer Adriaan, naar de marine, maar hij werd afgekeurd vanwege zijn kleine postuur, dat was een teleurstelling, te meer daar zes andere weesjongens wél waren geaccepteerd. Uiteindelijk werd Jan in 1820 toch aangenomen, maar na één expeditie monsterde hij al weer af en keerde terug naar zijn vroegere baas, kleermaker Gleim. Maar daar kreeg hij al gauw weer spijt van en zo probeerde hij in 1821 opnieuw, en verbazend genoeg met succes, bij de marine een aanstelling te krijgen. Hij maakte vervolgens verschillende reizen, onder andere in de Indische Archipel. In 1829 keerde hij terug en raakte in 1830 verzeild bij de strijd tegen de Belgen die zich van Nederland wilden afscheiden. Op 5 februari 1831 lag hij met zijn kleine ‘kanonneerboot No 2’ voor de rede van Antwerpen. Een hevige wind deed zijn schip afdrijven naar de vaste wal. De Belgische ‘muiters’ eisten zijn overgave en zouden daarmee de Nederlandse vlag in handen krijgen. ‘Dan liever de lucht in’, zou hij toen uitgeroepen hebben. Met een brandende lont, misschien was het een sigaar, stak hij een open kruitvat aan en de kanonneerboot ontplofte. Een heldendaad! De eer van het Vaderland was gered en de Burgerwees Jan Carel Josephus van Speyk was plotsklaps een nationale held.